Hoe het ontstond, was, en is geworden. Het begin Gedurende duizenden jaren doen aanvoer van zand door de grote rivieren zandwallen ontstaan aan de kust, die later onze streek zou worden. Achter deze zandwallen vormen zich ondiepe lagunes waarin waterplanten en later ook heide uiteindelijk moeras en heidevelden creeren met als bodem een turfachtige laag. In dit gebied worden langzaam meanderende veenstromen gevormd, die op verschillende plaatsen in zee uitkomen. De Zaan is hier een goed voorbeeld van. Op verschillende momenten in de tijd ontstaan bij stormen grotere en kleinere meren die deels later weer dichtgroeien. Het is een wild en bijna onbegaanbaar landschap bestaande uit grote rietvelden, heidevelden en lage begroeiing. Dit landschap wordt aan de Westkant beschermd door de jonge duinen. Hierdoor vindt langzamerhand verzoeting van land en water plaats. Slechts zelden wordt deze streek door prehistorische jagers bezocht.
Middeleeuwen
De middeleeuwse kolonisatie van de Zaanstreek is begonnen vanuit Uitgeest en Velsen. Uit de 9e en 10e eeuw dateerbare aardewerkvondsten zijn wat betreft de Zaanstreek tot nu toe alleen gedaan in Uitgeest (buurtschap Assum). Deze buurtschap lag op een bewoonbare strandwal waarop bewoners veilig waren voor de zee en gebruik konden maken van hoger gelegen vruchtbare gronden. Tevens was zoet viswater ter beschikking.
Naarmate de bewoning toenam en de veengebieden meer geschikt werden voor bewoning migreerden deze bewoners naar het zuidelijk gedeelte van de Zaanstreek.
Eerste bericht over bewoning
Het eerste schriftelijk bericht over bewoning dateert uit 1040. Dit betreft de stichting van een kapel in Assendelft (bij de huidige Zuiderweg) onder leiding van de Engelmunduskerk in Velsen.
Door middel van opgravingen is vastgesteld dat de eerste bewoning van Westzaan (ter hoogte van de Middel) plaats vond in de 11e tot eind 12e eeuw.
Toch is het niet uit te sluiten dat vóór de Westzaanse bewoning er al elders in de huidige gemeente Zaanstad bewoning aanwezig was, en wel in een dorp Saenden. Dit dorpje - met kerkje - was gelegen aan de oever van het IJ ter hoogte van de Pieter Ghysenlaan. Opgraving van aardewerk dat dateerbaar is uit deze tijd (aanwezig in het Zaans museum) schijnt dit te bevestigen.
Waarschijnlijk was deze vestigingsplaats destijds geschikt vanwege de aansluiting van de veenstroom Zaan op het IJ - toen nog een water dat in open verbinding stond met de zee via het Flevomeer (voorloper van de Zuiderzee.). In deze tijd ontstonden rondom dit gebied de eerste sloten door ontvening. Deze ontvening vond plaats om brandstof te krijgen in de vorm van turf. Turf was de enige voldoende beschikbare brandstof - bomen waren nauwelijks aanwezig - in dit laag gelegen moerasgebied.
Het dorp Saenden werd in 1155 door de Westfriezen - in hun strijd tegen de graven van Holland - verwoest. Dit werd kennelijk dermate grondig gedaan dat de resterende bewoners besloten het dorpje op een andere plaats weer op te bouwen. Deze herbouw vond plaats waar nu het centrum van Zaandam is gelegen. De belangrijkste reden om het dorp op een andere plaats op te bouwen lag waarschijnlijk in het feit dat het IJ door eb en vloed en verhoging van de zeespiegel het oorspronkelijke woongebied steeds meer bedreigde.
De eerste bewoners in Zaandam
Reeds in de tijd van het dorp Saenden werd al begonnen met de primitieve bedijking van de Zaan en het IJ. Om onbekende reden lag Saenden buiten deze bedijking - Hogedijk en Westzanerdijk aan de Westkant en de Zuiddijk aan de Oostkant dateren uit deze tijd. Waarschijnlijk zijn de bewoners van Saenden weggetrokken naar hogere binnendijkse gebieden in wat nu Westzaan, Assendelft en Beverwijk heet. Pas omstreeks eind 13e eeuw werden de eerste huizen gebouwd op een terp die opgeworpen werd in wat toen Oost-Saenredam werd genoemd.
In 1411 werd een kapel in dit gebied gebouwd. Latere bewoners van West-Saenredam gingen de eerste jaren nog in Oost-Saenredam ter kerke. Ten behoeve van de ontvening voor turf en vanwege landbouw werden, dwars op de grote waterweg de Zaan, dwarssloten gegraven. Door deze winning en door uitdroging kwam het binnendijkse land steeds lager te liggen met als gevolg dat bij hoge vloeden de eerder aangelegde dijken regelmatig doorbraken en het land steeds vaker overstroomde. Dit verklaart de grote bochten waarin we deze dijken tegenwoordig nog kunnen zien.
.
Om in elk geval overstromingen door het Zaanwater te kunnen beheersen werd omstreeks 1270 al een begin gemaakt om de Zaan van het Y af te sluiten door middel van een dam. Ook werd korte tijd later de Zaan ter hoogte van Knollendam afgesloten. De reden hiervan was dat bij sterke N en W wind het Zaanwater vanuit de meren in het Noorden, en met name het Beemstermeer en Schermermeer, dermate werd opgejaagd dat opnieuw overstromingen in het zuidelijk gedeelte van de Zaan - dus Zaandam - ontstonden.
Hierbij is nog een interessant feit te vermelden. Om bij de drooglegging van het Beemstermeer in de 17e eeuw het water af te kunnen voeren was het noodzakelijk om de dijken in de Zaan weer door te steken. De bewoners van de Zaanstreek weigerden dit vanwege de vrees dat deze doorbraak weer tot overstromingen zou leiden. Dit is de reden dat de Nauernasevaart werd gegraven, die buiten de Zaanstreek om loopt.
De periode van 1600 tot 1800
Bewoners bouwden uit veiligheid bij voorkeur hun huizen op terpen en aan de dijken die de Zaan omringden. Er ontstond dus een lintbebouwing, die nu nog plaatselijk zichtbaar is. In latere jaren werd ook gebouwd aan de dwarssloten waaronder ter hoogte van wat nu de Gedempte gracht heet. De sloot , die zich hier bevond, had geen naam, maar de paden die hierlangs ontstonden wel. Het pad aan de Zuidkant van de sloot werd het Zilverpad genoemd. Dit vanwege het feit dat de gegoede burgerij daar liet bouwen. Dit was immers de kortste weg naar de middenstand, scheepsbouw en kleine industrie die zich inmiddels aan de Dam, Hogendijk en in Oost-Saenredam hadden gevestigd. De minder bedeelde bewoners vestigden zich aan de Noordkant van de sloot. Het pad daar werd Kuiperspad genoemd en meer naar het Westen het Ventje en Ankersmid. In de volksmond werd het Kuiperspad later het Geldeloozepad genoemd als tegenhanger van het Zilverpad. Naarmate de tijd vorderde werd de bebouwing intensiever en verder uitgebreid naar het Westen. Aan de Westkant vanaf het Rustenburg werden een molen Het Jonge Schaap, een grote boerderij en diverse grote schuren gebouwd. Zaandam bestond in deze tijd nog uit twee gemeentes n.l. Oost- en West Saenredam.
Pas onder Napoleon werden de twee gemeentes samengevoegd en ontstond Zaandam.
Grote veranderingen in 19e eeuw
Door het toegenomen verkeersaanbod werd in 1856 de wegsloot van de Westzijde gedempt. Tevens besloot men op verzoek van de bewoners aldaar de sloot tussen Zilverpad en Kuiperspad dicht te gooien. Volgens het bestek diende dit te gebeuren met duinzand aangevoerd vanuit kuststreek.
Echter, de in deze tijd opgerichtte verffabrieken (Pieter Schoen, Sabel enz.) maakten van deze gelegenheid gebruik om in deze te dempen sloten hun verfafval te dumpen. Beide fabrieken legden zich o.a. toe op de productie van anti-corrosieve verven (w.o. loodmenie) en anti-aangroeiverf voor de scheepsbouw. Voor deze laatste werd in het begin zeer effectieve kwikverbindingen tegen paalworm gebruikt. De resten daarvan zijn nog in de ondergrond van de Gedempte Gracht terug te vinden.
Echter, het westelijk gedeelte van de wegsloot werd niet gedempt omdat de activiteiten daar (de molens De Jonge Viskoper, Het Zwarte Schaap, De Vergulde Zalm, een boerderij enz.) vervoer over water nodig hadden.
Eerste spoorlijn
In 1839 werd de eerste spoorlijn in Nederland tussen Amsterdam en Haarlem aangelegd. In 1869 werd besloten een spoorlijn aan te leggen tussen Zaandam en Alkmaar. In 1878 bouwde men een lage spoorbrug over het inmiddels aangelegde Noordzeekanaal waardoor een spoorverbinding met Amsterdam mogelijk werd. Dit kanaal werd gegraven om Amsterdam en Zaandam een betere weg naar zee te verschaffen. Bijkomend voordeel was dat daarbij ook het binnen Y werd drooggemalen waardoor dijkdoorbraken rondom het Y niet meer voor konden komen.
Ruim ten Noord-Westen van wat nu de Gedempte Gracht heet werd een station gebouwd.
Dit station had echter nog geen verbinding met de belangrijke verkeersader de Westzijde die parallel aan de Zaan loopt. Het gemeentebestuur wilde het restant van de sloot in het westelijke deel van de Gedempte gracht ook dempen om aansluiting naar het station te krijgen Er ontstonden echter opnieuw moeilijkheden met de eigenaren van de aan de Westkant staande molens en schuren, waardoor dit plan geen doorgang vond.
Om toch een goede aansluiting op het station te maken besloot het gemeentebestuur een nieuwe weg naar dit station aan te leggen. Deze weg werd eerst Spoorstraat en later Stationstraat genoemd.
Door de aanleg van de spoorlijn verloren de meeste padsloten hun aansluiting op de sloten in het Westzijderveld. Tengevolge daarvan ging de kwaliteit van het water snel achteruit. Dit was ook het geval met het resterende deel van de sloot ten Westen van de toen al Gedempte gracht. De bewoners aan deze sloot dienden in 1883 een petitie in bij het gemeentebestuur om ook dit deel dicht te gooien.
De eerder genoemde molens waren inmiddels gesloopt of stonden op de nominatie om gesloopt te worden. Tot ver in de 20e eeuw was het resultaat van de demping nog zichtbaar in de vorm van een plantsoen met marktmeesterhuisje dat aansloot op het eerste gedeelte van de Gedempte Gracht.
De 20e eeuw
In de eerste helft van de 20e eeuw werden veel houten huizen maar ook de al in de 19e eeuw gebouwde stenen huizen vervangen door nieuwe stenen gebouwen. Deze kregen deels een winkel- en deels een woonfunctie. Hierdoor veranderde de Gedempte Gracht geleidelijk van woongebied in een winkelstraat. Tevens werden in deze tijd markante gebouwen neergezet zoals een lagere school, het vakbondsgebouw Ons Huis en een synagoge. In 1932 werd de Provincialeweg aangelegd. Hierdoor moest een prachtig lommerrijk plantsoen, dat aan het station grensde, verdwijnen . De Gedempte gracht werd bekend door de markten, veemarkten, braderieën en kermissen die er werden gehouden. Het gebouw van het dagblad de Zaanlander aan het begin van de Gracht werd zondag ‘s-middags een verzamelpunt van vaak honderden voetbalenthousiasten vanwege de uitslagen die daar bekend gemaakt werden.
In de 50er jaren besloot het Gemeentebestuur het plantsoen te verwijderen en de Gedempte gracht vanaf de Westzijde door te trekken tot de Provincialeweg. Dit hield ook in dat het pittoreske hoge houten bruggetje dat de Gedempte Gracht met het Ventje verbond moest verdwijnen. Dit deel werd het Ankersmidplein genoemd.
Tot dan toe was de Wilhelminabrug de enige verbinding voor het gemotoriseerde verkeer tussen het oostelijk en westelijk gedeelte van de stad. De toename van het verkeer maakte een tweede aansluiting nodig. Er werd dan ook besloten de Wilhelminabrug te vervangen en een tweede brug te bouwen, de Willem Alexander brug welke aansloot op de Gracht.
De Gedempte gracht werd een “racebaan” hetgeen ten koste ging van de bereikbaarheid van de inmiddels goed ontwikkelde winkelstand op de Gracht.
Door het toenemende verkeer werd de situatie steeds slechter en uiteindelijk werd besloten de Gracht voor het snelverkeer af te sluiten.
De veranderingen in 1993
Nadat de Gedempte Gracht verkeersvrij was gemaakt wilde het Gemeentebestuur meer ruimte vormen voor de middenstand op de Gracht. Men vond ook de Gracht te breed om van een gezellige winkelstraat te kunnen spreken. Men meende dit te kunnen oplossen door de bouw van een groot aantal winkelunits in het midden van de straat. Met nadruk werd daarbij gesteld, dat de architecten van de paviljoens voor een eigen richting kozen en heel bewust de vormgeving niet lieten aansluiten bij de bestaande bebouwing. Na een jaar van graven en bouwen, waarbij grote delen van de Gracht praktisch onbereikbaar waren, werden in 1993 de eerste units betrokken.
Afsluiting Gedempte Gracht
Afsluiting van de Gedempte gracht voor het auto en fietsverkeer veroorzaakte aanzienlijke problemen in de Westzijde en de Russische buurt m.n. de Hogendijk, die bijna onoplosbaar bleken. Grenzend aan de Gedempte Gracht werden een parkeergarage en twee overdekte winkelcentra gebouwd; de Rozenhof en het Trefpunt. Ook kwam aan de NW kant een kantoorgebouw van 14 verdiepingen waarin het Ahold hoofdkantoor werd gevestigd. (Nu een Rabo kantoor). Dit laatste gebouw is niet bepaald een architectonische schoonheid.
Een winkelstraat
De Gedempte gracht was een winkelstraat geworden. De meningen over de kwaliteit van de straat zijn echter sterk verdeeld. In het algemeen was men van mening dat de nieuwe units geen grote bijdrage leveren aan de vorming van een gezellig stadscentrum. De units waren oorspronkelijk bedoeld voor de middenstand in een kwalitatief hoger segment. Hier was weinig van terecht gekomen. Ook was er veel leegstand, zowel in de units als in de het overdekte winkelcentrum de Rozenhof. Een groot deel hiervan is inmiddels verbouwd tot een casino.
Hoe is het nu
Inmiddels is het veelomvattende project “Inverdan” zo goed als gereed.. Bestaande bebouwing bij het station is reeds gesloopt. Ook de oude parkeergarage en het Trefpunt hebben dit lot ondergaan.
De vrijgekomen ruimte is ingenomen door een stadhuis, een imposant hotel, een grote parkeergarage, een bioscoop, verscheidene appartementsgebouwen en winkelbedrijven. Voor de Gracht betekent dit dat deze weer is ontgraven met de bedoeling de winkelstraat een modern maar “Zaans eigen” indruk te geven. Dit om een grotere aantrekkingskracht te bieden voor het winkelende publiek.
Zelfs watervallen maken nu deel uit van dit “Zaans eigen”.
Vereniging Hart voor Stad, 01-03-2014
Informatie o.a. ontleend aan:
J.J. Stolp Stadskernonderzoek